Tuesday 8 December 2015

Ook al kunnen we het niet altijd, we willen wel


(click here for English)

Mary's tuin
In Mary’s tuin groeien bananen, aardappels, olie- en kokospalmen. Er is ananas, cassave, sugar cane en een verzameling kruiden waarvan ik de helft niet ken. ‘Subsistence farming’, genoeg verbouwen om je eigen gezin te onderhouden, gebeurt vooral in het binnenland: de ‘interior’, wat voor een groot deel uit oerwoud bestaat. Maar in het drukbevolkte Montserrado County, waar wij wonen, zie ik het maar heel weinig. Mary’s tuin is een uitzondering.


Ondergeschoven kindje
Toen Tonia’s ouders zich hier in de jaren ’60 vestigden, hoopten ze dat ze de mensen konden leren genoeg rijst te verbouwen om zichzelf te kunnen voeden. Maar het grootste deel van de rijst wordt nog altijd geïmporteerd. Of het aan het gebrek aan vruchtbare grond ligt, aan het klimaat, de slechte infrastructuur of aan het matige initiatief van de Liberianen – ik heb het meerdere mensen gevraagd en er zijn boeken over volgeschreven, maar een eenduidig antwoord is er niet. Afgezien van subsistence farming in het binnenland is agricultuur een ondergeschoven kindje.

Ze willen het niet, of ze kunnen het niet
Dat geldt overigens ook voor de industrie. Er zijn genoeg grondstoffen, maar daar profiteren vooral buitenlandse investeerders van. Ik moet denken aan een bord langs de weg waar we altijd langsrijden als we naar de stad gaan: ‘Our natural resources should be a blessing, not a curse’. Het bord is van Liberia Extractive Industries Transparency Initiative (LEITI), dat erop zegt te letten dat de opbrengsten van gewonnen grondstoffen de bevolking wel ten goede komen. Toch hoor ik nog voornamelijk kritiek als ik het met Liberianen over buitenlandse investeerders heb. Niet alleen op de investeerders, maar ook op Liberianen zelf: de mogelijkheden zijn er, maar we willen het niet, of we kunnen het niet.

Culinair schatten
Toch hebben we al veel van Liberia’s culinaire schatten mogen proeven – zoals cassave en aardappel, waar zowel de wortel als het blad van wordt gegeten, yam, veel vis, een koeienenkel (mwoah…) en het beruchte palmbutter, een goddelijke saus die gemaakt wordt van palmolie. Ik zeg ‘we’ omdat ik inmiddels vergezeld ben door mijn vriendin Roos, met wie ik vorig jaar een fundraiser voor Mineke Foundation heb georganiseerd. Het is heel leuk en bijzonder om Liberia door haar ogen te bekijken en opnieuw verwonderd te worden. Het is bizar hoe snel ik hier gewend ben geraakt. Aan de warmte, aan het gebrek aan stromend water, aan onbetrouwbare elektriciteit. Gewoon, aan Afrika.


Roos is niet het enige bezoek uit Nederland geweest sinds de familie Slagmolen:  half november staan ineens vier Nederlandse dames van de fondsenwerver Initiat uit Apeldoorn voor mijn neus. Bukky en Mary zijn niet op kantoor, oorzaken respectievelijk een congres en malaria, maar gelukkig ben ik geïntegreerd genoeg om de rondleiding zelf te kunnen geven. Initiat steunt een lokaal project, maar waren zo gul 800 liberty (Liberiaanse dollar) uit te geven aan zeep om in Nederland te laten verkopen door een fanatieke markt-vrijwilliger.

Tijd is een relatief begrip
Het is eigenlijk iedere dag wel een drukke en gezellige bedoening op kantoor. Zijn de examens net afgerond, start de meerdaagse ondernemerstraining door de Business Start-up Center (BSC), die verplicht is voor alle trainees. Hoewel ze soms laat zijn, komen ze uiteindelijk steeds allemaal opdagen, en het kantoor is eigenlijk te klein aan het worden voor zulk enthousiasme.

De start van de training verliep wat moeizaam, toen de trainer steeds kort van tevoren bleef afzeggen, tot grote frustratie van Bukky, hoewel ze dat niet erg liet merken. Liberianen… Zelfs de professionals zijn niet professioneel, verzuchtte ze alleen. Maar na een hartig woordje met de organisatie door Tonia is alles goed gekomen. De trainees zijn gemotiveerd, en hoewel aan het niveau soms te merken valt dat veel van hen geen scholing hebben gehad, doen ze allemaal erg hun best om te begrijpen wat het ondernemen inhoudt. Veel van hen verkopen al producten die ze maken of inkopen, maar weten niet hoe ze hun administratie kunnen bijhouden en hoe ze moeten groeien. Daar is deze training voor bedoeld. 

BSC geeft ook de mogelijkheid aan getalenteerde trainees om een uitgebreide ondernemerstraining te volgen, inclusief een startlening. Roos en ik helpen een aantal trainees met het invullen van het aanmeldingsformulier, wat niet eenvoudig is voor mensen die nooit geleerd hebben zich professioneel uit te drukken. Hopelijk krijgen tenminste enkelen van hen de kans om aan de training mee te doen, want aan hun motivatie ligt het niet.

Het huishoudboekje
Soms is het gemakkelijk om gebrek aan motivatie te verwarren met gebrek aan kennis en oefening. Wanneer iemand zich heel beroerd uitdrukt lijkt het soms alsof hij of zij geen zin heeft zich in de vraag te verdiepen, maar ik merk dat dat te snel geoordeeld is. Daar kwam ik vooral achter bij de Womens Club-bijeenkomst die Roos en ik hebben voorgezeten. We vonden het best spannend, vooral omdat we geen docenten zijn en de manier van lesgeven die we hier gezien hebben – heel lang rekken en heel veel praten en herhalen – ons nogal vreemd is. Maar het ging heel goed en de trainees deden actief mee.

Het onderwerp was ‘household finances’ en Roos en ik hadden voor alle dames huishoudboekjes gemaakt. Eerder al had ik rondgevraagd wat de vrouwen dachten dat ik ze zou kunnen leren, en het antwoord was: het managen van ons geld. We hebben niet veel, maar soms geven we toch te veel uit. Aan eten, aan kleding, make-up of haren. Dit vond veel weerklank in de groep. De vrouwen wilden dan ook echt leren hoe ze beter met geld om konden gaan.



De methode van het huishoudboekje was soms erg ingewikkeld voor ze, en een aantal zaken hebben we een keer of vijf moeten herhalen. Maar ze bleven vragen stellen, ze letten goed op. Geen gebrek aan motivatie dus, maar als je nooit naar school bent geweest dan is zelfs zoiets ogenschijnlijk simpels als een balansboekje heel lastig te begrijpen. Je moet hier veel geduld hebben om iemand iets te leren, maar dat is wel heel belangrijk om iets met diegene te kunnen bereiken. Anders zijn je verwachtingen te hooggespannen en dat loopt uit op een teleurstelling voor beide partijen. Het duurde even voordat ik dat door had.

En misschien geldt dat ook wel op grotere schaal – agricultuur, industrie. Ik denk echt dat genoeg mensen willen leren, als er maar tijd in ze wordt geïnvesteerd. Veel tijd. Maar je kunt niet verwachten dat mensen uit zichzelf experts worden, zeker niet als het aan middelen ontbreekt.

Na afloop van de Women’s Club oppert een van de vrouwen samen een ’credit club’ te starten, wat enthousiast wordt ontvangen. Voor zover ik begrijp is het een soort gedeelde spaarrekening waar je allemaal maandelijks geld op zet, en dan aan het einde van het jaar verdeelt. Als je eruit leent, betaal je met rente terug. Best een goede oplossing als je de oude sok onder je matras wil vermijden maar ook geen zin hebt om allemaal elke maand naar de doorgaans overvolle bank te gaan door het drukke verkeer.

President Tubman’s Birthday
Na de football en kickball-competitie van de Mineke Foundation Kids Club vorige week – helaas hebben ze verloren – brak een lang weekend aan. President Tubman’s Birthday, dus maandag vrij. 


Op zondag, de eigenlijke verjaardagsdatum, zijn Roos en ik naar een lokaal strand gegaan, waar een feestje gaande was. Jonathan had ons al gewaarschuwd voor veel openbare dronkenschap op feestdagen, en het bleek waar te zijn. Ook vóór 12 uur ’s middags. Roos en ik drinken een biertje mee met de Liberianen, maar we vertrekken op tijd – het wordt er niet echt gezelliger op wanneer mensen iedere vijf minuten een dopje gin wegtikken in de gloeiendhete zon.


De maandagmiddag spenderen we bij Mary en haar familie, waar we weer allemaal lekker, en pittig, Liberiaans eten krijgen en dansen op het gras. We sluiten de avond met zijn tweeën af met een Savanna (Zuid-Afrikaanse cider) op een met krabben bezaaid Golden Beach.


Ebola is real?
Het is ons ondertussen niet ontgaan dat afgelopen maand weer drie ebola-gevallen in het voorheen ebola-vrije Liberia zijn geconstateerd. We letten weer iets beter op het wassen van onze handen, maar echt angstig voelen we ons niet. Iedereen neemt nog steeds taxi’s en raakt elkaar nog aan, hoewel niet duidelijk is waar de ebola dit keer vandaan kwam. Ik kan me ineens voorstellen hoe het vorig jaar zo heeft kunnen escaleren.

Overigens hebben we twee Nederlandse vrouwen gesproken die hier tijdens de ebola-crisis woonden, en hun kijk op de hele periode was heel verfrissend. Zo hebben wij in het westen vooral te horen gekregen dat de buitenlandse ngo’s al het werk hebben gedaan, maar volgens deze dames zijn het de Liberianen zelf geweest die de communities introkken en echt contact maakten met de bevolking. Zij hadden alleen niet zo’n goede PR-machine.

Laatste week

Intussen is de laatste week aangebroken. Voorbereidingen voor de launch, wat lastig is met een kapotte generator, en tussendoor nog even genieten met een enkel toeristisch uitstapje of etentje. Ik ga niet alles missen. De muizen en de kakkerlakken bijvoorbeeld, die onze slaapkamer terroriseren. Maar daar is het ook wel mee gezegd.

No comments:

Post a Comment